BLOGS

WAT IS ER MIS MET EEN NORMALE SALONTAFEL?

In Volkskrant Magazine of Libelle vallen ze op: Onbekende Nederlanders die hun interieur aan het gewone lezersvolk tonen. Dat zijn boeiende reportages, bedoeld als inspiratie om je eigen boeltje een metamorfose te geven, al spelen de authentieke smaak en vindingrijkheid van de doehetzelf-binnenhuisarchitecten een voorname rol. Met een totaal eigen beeld van gezellig, mooi of praktisch. In dit vrije, creatieve universum is één vraag strikt verboden: waar slaat het op?

Onbekend is wat de eisen zijn, om met huis en -raad in zo’n blad te mogen verschijnen. Vermoedelijk komen doorzonwoningen niet langs de ballotage. Meestal valt de keuze op een voormalige school of brandweerkazerne. Of een koekjesfabriek, waar in het mysterieuze kader van ‘oude elementen intact laten’ een deel van een lopendeband-installatie is gebruikt als dressoir, bij wijze van abstracte upcyclekunst en/of lekker eigenwijs opvallen met een vintage eyecatcher.

De aanloop naar zo’n reportage bestaat waarschijnlijk uit wekenlang van alles neerzetten, afstoffen, vanuit een andere hoek bekijken en weer verplaatsen. Een hoop werk. Aan het plafond hangt opeens een verroeste kruiwagen met kerstverlichting, omdat de bewoners unieke ideeën hebben. Dan breekt de dag aan dat de woonrubriekfotograaf het huis vastlegt, met de hoofdrolspelers in niet geposeerde poses. Het brein achter dit eclectische geheel zit gebiologeerd naar het zwarte scherm van een laptop te turen, op zoek naar leuke nieuwe items. Of op de bank, benen opgetrokken en pumps uitgeschopt, met een Country Homes uit 2016.

De woonrubriekjournalist moet alles in een enthousiasmerend interview gieten. De lezer wil immers weten waar al dat moois wordt verkocht. Er klinken plekken waar alleen Tom Waes naartoe wil. Zo is de boekenkast verscheept vanuit Qusar (‘daar waren we vorig jaar op skivakantie’), komt het kleed uit Khartoem (‘een heel bijzonder winkeltje in een hippe wijk met allemaal fruitstalletjes’) en de verroeste kruiwagen van een designwinkel in Tbilisi (‘onze favoriete stad, we komen er minstens drie keer per jaar’).

Het mondaine leven inspireert bij het in hotelstijl vormgeven van de slaapkamer. De indrukwekkende verzameling kussens op het bed is in volgorde van grootte van hoofd- tot voeteneind geposteerd. De vorige week, de weken daarvoor en de komende weken zijn in deze rubriek ook allerlei kussenrijen te bewonderen. De lezer, die zijn eigen woning met doorgezakte Seats & Sofas-bank en Billy-kast intussen hartstochtelijk is gaan haten, blijft achter met vragen. Hoe maak je dagelijks een bed op met 38 kussens? En als je zo veel reist, kun je dan niet beter vliegtuigen gaan inrichten?

Maar we moeten er anders naar kijken. Zwarte muren en betongrijze keukenblokken zijn helemaal niet deprimerend. Zo’n ladder in de badkamer, waar speciale smalle handdoeken voor gemaakt moeten worden, is juist speels. De filmsetlamp in de hoek, daar stoot nooit iemand zijn telefoonbotje tegen. En het is niet zomaar een filmsetlamp, ben je mal. Dit exemplaar is gebruikt voor de Laplandse detectiveserie Hjøllenbrackenföhn. Het eindbedrag op de veiling was meer dan drieduizend euro en hij mocht vanuit Kittilä niet mee met de handbagage, maar dan heb je wel een originele.

Dan is er nog het epicentrum van de woonkamer: de salontafel. Hoewel, salontafel. Het is een soort archipel van drie krukjes met verschillende hoogtes. Wie het verzonnen heeft, waar ze vandaan komen; het is niet meer te achterhalen. Ze zijn kansloos als er een enthousiaste hond of dreumes langs komt rennen. Bier omver, Pittige Notenmix door de hele kamer, dat zijn dramatische taferelen. Straks glijdt kind of viervoeter in één moeite door uit en worden de beoogde consumpties vermalen tot een soort pindakaasvloer die nergens bij past.

De drie tafeltjes nemen de regie over de fantasie in handen. Over hoe dat eigenlijk moet gaan, tijdens de reportage ter plaatse. Dat mag diepgravender. De journalist in kwestie zou die mensen als een volleerd schandaalreporter kunnen benaderen met een microfoon, draaiende camera en een folder voor echte, ééncomponent-salontafels. “Zeg, goffedomme, he? Wat is dat, met die drie onhandige krukjes, hè, vertel me dat nou eens? Wat is er mis met een normale salontafel? Wees eens een kerel! Hè?”
Maar misschien zouden zich dan minder gegadigden melden.

BOETES EN EEN GOUDEN VUILNISWAGENTJE 

Sinds we in Toscane wonen, hebben we meerdere malen met de fameuze Italiaanse bureaucratie te maken gehad. Dat heeft ons een aantal financiële flaters opgeleverd en een hoop energie gekost. Toch hoor je mij niet zeggen dat het hier erger is dan in Nederland; laten we het ‘anders’ noemen.

Waarschuwingen, aanmaningen of herinneringen kennen ze hier niet. Je krijgt meteen een boete. In de meeste gevallen gaat het gelukkig om enkele euro’s, maar ons kortstondige AirBnB-avontuur heeft ons welgeteld 480 euro gekost. We hebben ons appartement eenmaal verhuurd en moesten dit bekopen met een boete van 550 euro. Twee carabinieri kwamen ons dit heuglijke nieuws mededelen, bewapend met ‘bewijs’: een recensie. Notabene niet van de echte gasten die twee nachten bij ons verbleven, maar van een vriendin die ons wilde helpen om meer boekingen te krijgen door een neprecensie achter te laten. Het bleek dat we ons appartement officieel als verhuurlocatie aan hadden moeten melden, inclusief nog wat andere gegevens. Maar goed, onze fout, van achteren… etc. Na het likken van onze wonden zijn we dapper doorgegaan. Niet met het verhuren, dat was te veel moeite voor te weinig opbrengst, maar met het schrijven van teksten.

De volgende aanvaring die we hadden met de wettelijke macht draaide rondom onze trouwe Toyota Aygo. We hadden het moeizame proces doorlopen om de auto, die zich ondertussen tot een waar berggeitje had ontwikkeld, te importeren. Dat dachten we althans, want de laatste stap hadden we blijkbaar over het hoofd gezien. Wederom twee carabinieri op de stoep, ditmaal vragen ze om gereedschap. Een schroevendraaier om precies te zijn. Eenmaal overhandigd, begint een van de twee onze gloednieuwe Italiaanse kentekenplaten van de auto af te schroeven. Paniek, maar de heren zijn niet te vermurwen. Daar zitten we dan, boven op een berg, met de dichtstbijzijnde dorpskern op minimaal een uur lopen. En terug (bergop) mag je hier een half uur bij optellen. Op z’n zachtst gezegd hebben we een probleem. Onze buurvrouw is zo lief om iedere week boodschappen met ons te doen en onze vriendin van de dorpsbar zet alles in het werk om onze kentekenplaten zo snel mogelijk terug te krijgen. Al met al duurt dit bijna een maand, maar dan mogen we weer legaal de weg op. Heel wat euro’s armer, dat wel.

Ook bij het maken van een afspraak voor een covid-vaccinatie lopen we tegen de nodige problemen aan, maar dat weten we uiteindelijk op te lossen door een mail naar het kantoor van de burgemeester te sturen. En gek genoeg lukt het relatief snel om ons in te schrijven als zzp’ers. Met ons btw-nummer kunnen we ons bovendien vrij eenvoudig aanmelden voor het Italiaanse ziekenfonds.

In 2020 zijn we naar een commercialista geweest om ons aan te laten melden voor (lokale) belastingen. We betalen sindsdien trouw onroerendgoedbelasting en afvalstoffenheffing. Maar die afvalstoffenheffing, die zat me niet lekker. In Haarlem betaalden we een aardig bedrag, maar hier zijn we jaarlijks rond de achthonderd euro kwijt. En dat terwijl we zelf ons vuilnis weg moeten brengen naar een inzamelpunt. Vijf jaar later bespreken we dit eindelijk eens met onze buurvrouw en zij en haar moeder blijken maar iets meer dan honderd euro te betalen. Wat?! Rekeningen worden naast elkaar gelegd en wat blijkt, we hebben al die tijd de volle mep betaald, terwijl we recht hadden op een korting van zeventig procent omdat we ons eigen afval weg moeten brengen.

De mail naar de gemeente met scans van de rekeningen is verstuurd en we hopen dat we het te veel betaalde geld terug gaan krijgen. Misschien inclusief een bos bloemen voor het ongemak, of een gouden vuilniswagentje. Die zou een ereplekje krijgen.

NICK CAVE ONDER EEN DREIGENDE HEMEL – JULI 2022


Het verschil met de NS is dat je bij Trenitalia van tevoren een plek reserveert. Geen eigen stoel, maar er is wel een maximum aan passagiers. Op papier dan, want de overeenkomst met de Hollandse mores is dat ook hier iedereen zijn bagage als reisgenoot op de stoel naast zich parkeert. Dus zit de boemelaar van Arezzo naar Firenze ramvol en moeten we op de grond in een fietsencoupé zitten. Goed begin van een tripje naar Verona, midden in een hittegolf.

Maar we moeten wel. Nick Cave komt met zijn Bad Seeds naar de Arena Verona, een amfitheater in het centrum van de stad, gebouwd in het begin van onze jaartelling. Daar maken we een weekendje van. In Firenze kunnen we even frisse lucht happen en overstappen op de snellere trein richting de stad van Romeo en Julia.

Een zwijgende taxichauffeur zet ons af bij ons appartement in een buitenwijk, waar we de onaangekondigde airco met gejuich begroeten. Buiten tsjirpen de cicada’s alsof het morgen op de bon is, er zitten er hier meer dan in heel Toscane. Met 40 graden besluiten we pas aan het eind van de middag de stad in te gaan en wat toeristische verplichte nummers tot ons te nemen. Op internet bekijken we de vervoersopties richting centro storico. Onwillekeurig belanden we op een terras bij de plek waar de volgende avond ons al voor Covid-19 aangekondigde concert plaatsvindt. Hadden we de tickets bij aankoop uitgeprint, dan waren ze nu al verteerd.

Er gaat een stadsbus voor één euro nog wat, maar er staan ook overal elektrische stepjes die door hippe blogs worden aangeprezen. Ze blijken even duur als een taxi omdat je per minuut betaalt. Of je moet er op duizelingwekkende snelheid mee door de straten razen, maar dat is geen aanrader in een drukbezochte Italiaanse stad – ook op de kasseien van Verona zijn verkeersregels bijzaak. We bestijgen enkele keren twee exemplaren en maken een zot filmpje inclusief slechte Jeremy Clarkson-imitatie.

De Arena Verona onderbreekt de jaarlijkse reeks Aida-uitvoeringen voor concerten van de grootheden der popmuziek. Morgen Nick Cave, de dag erna Gorillaz. In Nederland zou zo’n immens decor, veelal beelden van farao’s en sfinxen, met tientallen vrachtwagens worden opgehaald en zolang veilig in een loods in pakweg Almere zijn gestald. Hier doen ze dat anders: de volledige opera-inboedel is gewoon naast de Arena, op het schitterende Piazza Bra neergeplempt. Het zorgt voor gratis vermaak. Toeristen gaan ermee op de foto. Een zeven meter hoge sfinx staart intimiderend een woning op één hoog in, waar de beteuterde bewoner zichtbaar hoopt dat het decorstuk niet ’s nachts tot leven komt.

Jutha wil een Lush-filiaal in, we eten pizza en fantaseren over de aanwezigheid van Nick Cave en zijn crew in de stad, want die hebben vanavond niks op de touragenda staan. ‘Zou dat een Bad Seed zijn?’ vraag ik bij elke uitheemse passant met alternatief uiterlijk. Op een ander terras, later op de avond, is het grappig genoeg raak: we zien een man met lang grijs haar in een sierlijk colbert, al Engels babbelend voorbij wandelen. Jutha googelt op Bad Seeds en komt na enkele reviews over tuincentra bij de intussen uit het zicht verdwenen dandy terecht. Verdomd, dat was Warren Ellis, multi-instrumentalist en al jaren trouwe kompaan van Cave.

Artiesten lopen anders door steden dan toeristen. Geroutineerder. Recht op hun doel af, een beetje blasé en met weinig oog voor de pracht en praal om hen heen. Het is jaloersmakend. Overal al geweest zijn. Terwijl anderen de schoonheid van Verona op zich in laten werken, over totaal andere zaken praten terwijl je naar een restaurant loopt dat je door collega-artiesten is getipt. Of waar je al vaker hebt gegeten, en waar de eigenaar spontaan alles uit zijn handen laat vallen om je in zijn armen te sluiten.

Op de avond van het concert wordt er een onweersbui aangekondigd. Natuurlijk. Het is wekenlang gortdroog geweest, we hebben in drie jaar tijd geen optreden bezocht. Dat wordt niks met dat openluchtconcert, denken we. Toch hebben we ons opgetut en eten we vol goede moed een patatje, voor het echte festivalgevoel. De snackbaruitbater is een Marokkaan en begint meteen over Amsterdam. Ik noem de naam Hakim Ziyech en zijn hele avond is goed.

We staan bij de Arena te wachten als er een enorme windvlaag over het plein jaagt. Er klinkt gegil, terrassen worden in allerijl ontmanteld en er waait een stuk zeil uit de Arena. Dat had ergens aan vast moeten zitten, maar belandt nu in een binnentuin. Het gaat regenen. Soms wat gedonder. De rijen naar de Arena slingeren steeds dieper de omliggende straatjes in. De organisatie vertrouwt het weer kennelijk nog niet, want er zit geen enkele beweging in.

Hoewel: zo nu en dan ontdekken de keuvelende concertgangers een nieuwe plek waar koud bier verkocht wordt en zie je opgetogen Italianen met armen vol flessen naar hun vrienden lopen. De sfeer is allerminst chagrijnig: al staan we hier tot morgenochtend, het wordt wel een keer droog en dan komt Nick ons al zingend en bezwerend vertellen dat het allemaal wel goed komt.

Als de poorten open zijn en we onze plaatsen opzoeken, worden we betoverd. Door de historische locatie en straks door de artiest van dienst. Nick Cave is vanavond de keizer, The Bad Seeds zijn senatoren. Een gladiatorengevecht is er niet, dit is meer een helende sessie, of een mis. De kerkgangers zijn gekleed in poncho’s. Wij gelukkig niet, want er valt geen druppel meer. Het is heerlijk afgekoeld als de band het drooggedweilde podium betreedt.

‘This is strange’, doelt de frontman op de lege ruimte tussen het podium en het zittende publiek. Want Nick Cave duikt tijdens zijn shows steevast over de hekken, tussen de fans, om hun handen op zijn borst te leggen en talloze malen ‘Can you feel my heart beat?’ te roepen. Dat zal hij later hoe dan ook doen, terwijl zijn band vanaf het podium spelend toekijkt. Cave hypnotiseert ons met zijn bevlogen mimiek, dolend door het gangpad, wild in de lucht schoppend op het podium of ingehouden croonend achter zijn piano. Iedereen is lyrisch. ‘Madonna, che emozioni!’ Bij Into My Arms een verliefde traan, bij Jubilee Street kippenvel en bij Tupelo oneindige bewondering.

Ja, en daar zit ie, Warren Ellis. Te stralen, want ook als gelouterde artiest zie je dat niet elke dag: een Romeinse arena ter grootte van de Ziggo Dome, de gitzwarte hemel dreigend boven de indrukwekkende bogen. We zijn best wel verpest vanavond. Wordt een concertlocatie ooit mooier, een optreden ooit beter? We pakken nog eenmaal de stepjes op weg naar ons appartement en zoeven, gesterkt door Nick Cave en The Bad Seeds, nu wel op maximale snelheid door de straten.